Ik had vroeger een rekenmachine, dat was een beest. De keizer onder de rekenmachines. Ik kocht hem toen ik begin twintig was en ik als assistent-accountant werkte op een klein accountantskantoor in Bilthoven. Op school hadden we een Casio FX-82, ook een goed ding maar deze was beter. Een Casio FC-100. Het ding kon alles wat ik niet nodig had. Ik kon er indrukwekkend snel optellingen mee maken, met zeker 5 aanslagen per seconde, en dat was een nuttige vaardigheid in die tijd. Zo verspilde ik weinig tijd bij het controleren van een kolommenbalans.
Het ding had wel zes geheugenplaatsen en het kon annuïteiten en future values berekenen en ik had mij allemaal eigen gemaakt hoe dat moest. Je kon eenvoudig het aantal dagen berekenen dat tussen twee datums lag. Machtsverheffen was geen enkel probleem en mijn rekenmachine en ik waren een gelukkig koppel.
Op een kwade dag ben ik hem verloren. Ik ging op de fiets naar mijn werk en had hem in een plastic zak op de bagagedrager onder de snelbinders gedaan. Ik ben nog terug gefietst maar het mocht niet meer baten, iemand anders moet hem hebben meegenomen.
Ik heb nooit meer zo’n goede rekenmachine gehad daarna. Ik kocht een HP10BII terug, die misschien nog wel meer kon, maar het gevoel was niet hetzelfde. De toetsen hadden een hele andere “touch” en ik ben er nooit heel blij mee geworden.
Tegenwoordig heb ik van die goedkope rekenmachines met grote toetsen maar ik was vroeger sneller op de kleine. Ik hoef ook niet meer heel veel getallen op te tellen en meestal doet Excel dat voor me, maar nog steeds gebruik ik de calculator dagelijks. Ik zit er zelfs aan te denken om weer op zoek te gaan naar een mooie, die heel veel kan, gewoon voor de heb. Meer dan een paar optellingen en een enkelvoudige prijsverhoging bereken ik niet meer, maar daar gaat het niet om. Het gaat hier om mijn eerste serieuze liefde.

Ik had eentje van Texas Instruments. Ik noemde hem een zak-yankee. Was de enige die dat begreep
LikeGeliked door 1 persoon