Ik ging friet halen, bij een andere frietzaak dan normaal, en parkeerde mijn auto voor de deur. Voor me stond al een auto die nog wel iets verder had gekund, waardoor ik met mijn achterkant een oprit half blokkeerde. Maar het was een dubbele oprit, en bovendien: hoe groot was de kans nu helemaal dat precies degene die daar woonde er in de komende vijf minuten aan zou komen of eruit zou moeten?
Ik was nog niet uitgestapt of daar kwam ze al aan. Moeilijk manoevrerend, alsof ze geen ruimte genoeg had en driftig gebarend dat ik in de weg stond. Ik maakte haar met mijn blik duidelijk dat ze niet kon rijden. Dat ik misschien wel half voor haar oprit stond, maar ze nog anderhalve oprit had om erop te rijden. “Zak er maar in,” dat dacht ik. Ik ging friet halen.
Toen ik terugkwam was ze weg, en ik keek nog eens naar de oprit. Hadden ze snel de boel verbouwd en nu was er nog maar één, die ik half blokkeerde. Dat hadden ze wel bijzonder snel gedaan, want net waren er nog twee. Nou ja, dan moest ze een beetje over de stoep, big deal. Maar waar ik me het meest aan erger is dat altijd als ik zoiets doe, er gelijk iemand aankomt die op mijn schuldgevoel gaat werken terwijl die kans statistisch nihil is. Ze doen het er gewoon om. De hele week als er niemand voor die oprit staat hoeft daar geen auto in of uit. In de vijf minuten dat dat wel gebeurd, wel. Dat is dus een complot. En dus dacht ik: zak er maar in. Ze werd het slachtoffer van degenen die haar voorgingen en het wel voor elkaar kregen dat ik mijn auto ging verzetten. Maar deze keer was ik voorbereid, dus liet ik hem staan.
Het wordt tijd voor een airfryer.
LikeLike
Gelijk hebben vervult met grote vreugde.
LikeLike