Heimat

1980. Het was voor mij een magisch getal. Ik maakte voor het eerst een decenniumwisseling mee. Op het moment dat het zover was stak ik sterretjes af. Ik zwaaide met ze als ware het een toverstaf. Ik zal ook iets gewenst hebben, maar wat, dat herinner ik me niet. Wat ik wel weet is dat het leven eenvoudig was, al moest ik dat jaar naar de middelbare school. In mijn geval, Mavo. Die Mavo brugklas was in een ander dorp, maar dat dorp lag slechts aan de andere kant van de Maasroute. Twee kilometer fietsen, misschien drie. Het jaar erop ging ik naar het hoofdgebouw, nog geen kilometer verwijderd van ons huis. Het jaar daarop verhuisden wij naar Vaassen, en ik ging weer naar de Mavo, één kilometer van ons huis.

De eerste keer dat ik erheen moest, bracht mijn vader mij. Ik vond het imponerend, zo midden in het jaar naar een andere school moeten. In Vaassen spraken ze weliswaar Nederlands, toch was alles anders dan in Drunen. Ze spraken anders, ze waren anders. Ik was blij dat mijn vader me bij het schoolhoofd bracht, die mij vervolgens meegaf met een leraar, welke mij de klas wees waar ik plaats mocht nemen. Ik ging zitten tussen alle vreemde kinderen en hield mij gedeisd. Het weekend erop kwam mijn vader op mijn zolderkamer. Ik huilde vanwege de verhuizing. Alles wat ik had opgebouwd was achtergelaten in Drunen. Ik had heimwee.

Inmiddels is de Mavo in Vaassen er niet meer. Er waren er destijds twee. Hans is nog maar één jaar verwijderd van de vroegere zesde klas, groep 8. Daarna moet hij naar de middelbare school. Minimaal 8 kilometer fietsen naar het volgende dorp. Ik heb nu al een beetje met hem te doen. Ik hoop dat hem veel bespaard blijft van wat mij niet bespaard is gebleven, en dan heb ik het niet alleen over dat eind fietsen. Hoewel ik het wel vreemd vind dat er geen voortgezet onderwijs meer in dit steeds groter wordende dorp zit.

Vroeger was het normaal als je moest verhuizen voor je werk, en wellicht is het dat nog steeds, maar als het even niet anders hoeft, blijven mijn kinderen gewoon op dezelfde school. Ik heb gezien wat een verschil het maakt als je nog steeds woont in de buurt waar je bent opgegroeid, en je onderdeel bent geworden van de plek waar je woont. Je bent dan thuis en hoeft nooit te twijfelen aan waar je wortels liggen. Waar je ook gaat, je afkomst ligt vast, en daar zul je terug keren.

 

Het mooie

Ik reed vanavond even langs mijn oude appartement. Een hatwoning volgens de gemeente. Ook goed. Het was een flatje met één slaapkamer, een huiskamer, een keukentje, douche/wc en een balkon. Ik heb er een jaar of zeven gewoond, en één blik naar boven was genoeg om herinneringen aan die goeie ouwe tijd op te rakelen.

Of die tijd echt zo goed was, dat waag ik te betwijfelen, maar het menselijke geheugen en zeker het mijne heeft de neiging om de mooie dingen te koesteren en de vervelende dingen ergens op te slaan op een plek die minder toegankelijk is. Maar ik kan niet ontkennen dat er mooie dingen gebeurden in die tijd. Ik woonde er alleen en behalve nadelen heeft alleen wonen ook zeker zijn voordelen. Bijvoorbeeld dat je kunt doen en laten wat je wilt. Als ik Formule 1 wilde zien, dan keek ik dat. Als ik ergens naar toe wilde, dan ging ik. En als ik op de bank wilde maffen, dan mafte ik op de bank. Ik had een snelle auto en ik had geld genoeg, want ik maakte weinig op. Ik scheurde ’s nachts over de A50, met bijna 200 km/u naar huis. Ik herinner me een ijskoude nacht met twintig graden vorst maar ik had het binnen warm. Mooie tijden.

Maar aan al het mooie komt een eind, al was het maar omdat het mooie wel moet eindigen om er op terug te kunnen kijken. Je moet het mooie wel kunnen plaatsen in de tijd. Niemand die bij zichzelf denkt: goh, toen ik op mijn huidige adres woonde, dat was nog eens een mooie tijd.

En nee, het was niet allemaal mooi. Ik weet ook dat ik mij soms diep ongelukkig en alleen voelde. Dat weet ik verdomd goed. Maar daar denk je niet aan terug als je het verleden aan het romantiseren bent. Welnee. Je ziet het balkon en het donkere raam en je denkt: ooit had ik daar een mooie tijd.

Brabant

Ik heb het gisteren en vanochtend weer gemerkt. Ik ben een Brabander. PSV, de club waar ik al sinds mijn jeugd voor ben, hield krachtig stand op Old Trafford en deed uiteindelijk niet onder voor Manchester United. Het maakte indruk, en ik voelde me trots, net als de meegereisde fans die na afloop het lied Brabant van Guus Meeuwis inzetten. Ik heb eigenlijk nooit last van heimwee gehad, zingt Guus. Ik had het vanochtend. Ik mag dan in Utrecht zijn geboren, ik heb niet veel met die stad. Ik mag dan veruit het grootste deel van mijn leven in Vaassen wonen, mijn veiligste herinneringen liggen in Brabant. Daar was ik kind en was de toekomst nog ver weg. Ik hoefde me geen zorgen te maken want alles kwam goed.

Ik idealiseer, maar dat wil niet zeggen dat mijn gevoel niet echt is. Mijn vriendjes van vroeger zijn nu op Facebook weer mijn vrienden en het is alsof ze nooit zijn weggeweest. Het voelt als familie. Tot het carnaval weer losbarst. Dan weet ik dat er niks te zoeken heb. Maar tot die tijd…

 

Dingdom

Ik liet de hond uit en hoorde een ouderwetse dingdom. Een dingdom die ik al lang niet meer had gehoord. Ineens zat ik met mijn herinnering in de achtertuin van mijn opa en oma, op de IJsselsteinlaan in Utrecht. In het schuurtje stond een oude herenfiets met zo’n grote dingdom. Ik was er jaloers op want ik had slechts een “tringtring”. Mocht geen naam hebben. Hun achtertuin zal niet groter geweest zijn dan de achtertuin die ik nu heb, maar voor een kind is die kolossaal. Een terras, een pad naar de schuur, daarnaast een stukje gras met in het midden een boom met donkerrode bladeren, en van de schuur liep er een tegelpad naar de poort, die weer uitkwam op een soort brandgang. Je moet er geweest zijn, anders kom je er natuurlijk nooit. Met die “dingdom” werd onmiddellijk een statische herinnering met meerdere aspecten opgeroepen. Ten eerste hoe de tuin eruit zag maar ook welk weerbeeld bij die dingdom hoorde. Herfstig weer, maar niet regenachtig of winderig. Wel vochtig en fris. Wonderlijk eigenlijk hoe zo’n associatie werkt. En de snelheid waarmee je ineens ergens anders bent. Dat geuren het konden heb ik al meerdere malen ervaren, maar dat geluiden het ook doen weet ik mij zo een, twee, drie niet te herinneren. Waarschijnlijk zitten er nog duizenden latente herinneringen in mijn hoofd die wachten op een signaal dat ze mogen aantreden. Ik hoef mij voorlopig niet te vervelen.

Nellie van der Heuvel

Vroeger zaten wij vaak in de auto, zeker in het weekend, het cassettebandje vierde hoogtij. Mijn vader had er denk ik drie die ik mijn hele jeugd aan heb moeten horen. Er zat geen Elvis bij. The Carpenters, Abba, John Denver, Anne Murray en nog wat losse hits uit die tijd. “Vincent” van Don Mclean, “Afternoon Delight” van The Starlight Vocal band, een klassiek stuk en natuurlijk “Tie a yellow ribbon round the old oak tree”

Van de week werd ik wakker van de wekkerradio, en hoorde een bekende melodie. Nellie van der Heuvel uit de vierde klas. Ik sloeg niet gelijk de radio uit maar bleef even luisteren. Omdat het geluid erg zacht stond herkende ik de zanger niet, maar dat was dus Rijk de Gooyer. Hij leende denk ik hetzelfde achtergrondkoortje als dat Gerard Cox gebruikte in zijn “’t is weer voorbij die mooie zomer.”

Het koortje, de keurig uitgesproken woorden en de zomerse mondharmonica brachten het gevoel van de jaren zeventig onmiddellijk terug. Weemoed en geluk wisselen elkaar daar af, soms voel je ze tegelijkertijd. Misschien komt het door de tekst, al heetten de meisjes in de jaren zeventig allang geen Nellie meer, maar Karin of Angelique. Rijk vroeg zich af of Nellie nog zou bestaan. Dat kon je je nog oprecht afvragen vroeger, toen er nog geen Facebook of Linkedin bestond. Maar waarschijnlijk komt het door de oude liefde die voor niemand ooit roest.

Maarschalkse

Het moet ongeveer 35 jaar geleden zijn, dat ik het voor het laatst speelde. Stratego. Op een of andere manier had een speldoos de reis naar de toekomst overleefd. Ik wist dat het op zolder stond, maar de doos was al die tijd onaangeroerd. Vandaag pakte ik het ineens en speelde het met mijn kinderen. Alleen de spelregels ontbraken, maar die waren zo op te zoeken op internet. Al snel had ik het weer onder de knie. Ik keek naar het deksel met daarop de tekening met soldaten uit Napoleon’s tijd. En op de speelstukken stonden die vertrouwde tekeningen die ik al die tijd niet meer had gezien. De sergeant, met z’n wat ouwe kop en z’n grote snor, de luitenant, een knappe jongeman, de spion met z’n hoge hoed en de mineur, met z’n Duitse helm. Een prachtig spel eigenlijk waarvan ik me alleen kan herinneren dat ik het ’s zomers in de tuin speelde, aan een blauw inklaptafeltje.

Het is nog best een lastig spel, want je kunt je eigen bewegingsvrijheid onbedoeld beperken als je teveel bommen vooraan plaatst. En als je de bommen teveel om je vlag plaatst, weet de tegenstander al gauw waar de vlag zich bevindt. Het is als schaken, maar dan met vrije beginposities. In de moderne versie van Stratego is de spion een vrouw geworden, een soort Mata Hari. Nu ken ik geen spionnen, tenminste niet in hun hoedanigheid als spion, maar ergens is het wel logisch dat alleen een vrouw de hoogste in rang kan verslaan. Maar alleen als die laatste er niet op is bedacht. Want als de maarschalk de spion aanvalt, dan wint de maarschalk. Maarschalk en spion zijn toevallig ook de enige rangen die tevens een vrouwelijke uitgang hebben. Maarschalkse en spionne. In de geschiedenis schijnt er maar één maarschalkse geweest te zijn en meerdere spionnes. Tegen een maarschalkse is de spionne kansloos. Maar ik vind het wel een vreemd woord, maarschalkse. Alsof ze wulps is.

De belofte en een warm bad

Ik moet eerlijk bekennen dat het voor mij ook de eerste keer in het Philips Stadion was vanavond. Nieuwjaarsreceptie waarin vooruitgekeken werd op 2015 door Philip Cocu, Gini Wijnaldum, Marcel Brands en Toon Gerbrands, gepresenteerd door Humberto Tan. De entree voelde als een warm bad zonder dat ik dat uit kan leggen, al zal ik een poging doen. Toen ik 30 jaar geleden verhuisde had ik niet zoveel op met Brabant. Ik was 13 en keek vooruit. Ik diende zo snel mogelijk mijn zachte G af te leren, want daar werd ik mee gepest. In een week of twee had ik het al voor elkaar, en daarna volgde een lastige tijd van overleven op de Veluwe. Nog maar een aantal jaren geleden kwam ik tot inkeer en besefte dat Brabant the place to be is. De meisjes kijken er niet strak voor zich uit, de taal klinkt vertrouwd en lieflijk, de mensen zijn opener en willen je vriend zijn. Kortom, een warm bad als je die koude maas bent overgezwommen. Maar het zal ongetwijfeld ook te maken hebben met het feit dat ik al meer dan 30 jaar voor PSV ben.

En dan kom je het Philips Stadion binnen. Het is klein vergeleken bij de Arena, en ook oud. En niet overdekt. Maar onder de overkappingen hangen honderden straalkachels die hun warmte jouw kant op stralen. De stewards hebben plezier in hun werk. De tribunes staan direct aan het veld. En dan klinkt Coldplay, A Sky Full of Stars. Niet zachtjes, maar keihard. En ondertussen draait men filmpjes uit het PSV verleden. Je ziet Gullit, Koeman, Romario, Nilis, Ronaldo. Er hebben zich heel wat mooie dingen afgespeeld daar aan de Frederiklaan in Eindhoven. Hans vond het geweldig. Ik had hem een half uurtje eerder uit school opgehaald en we zijn naar Eindhoven gereden. Aan het begin van het seizoen heb ik hem beloofd dat PSV kampioen zou worden, en dat is misschien niet zo’n slimme belofte, maar het zou wel weer eens tijd worden.
Jeroen Zoet, keeper

Er was eens…

Het nummer van Stromae wat ik in het vorige logje aanhaalde, misschien was het u opgevallen, gaat over een jongen die zijn vader mist. In de tekst lijkt het alsof zijn vader er lichamelijk niet is, maar in de clip lijkt het alsof papa er niet voor de jongen is. Uiteindelijk, om zichzelf te beschermen wordt de jongen net zo oppervlakkig als zijn vader en voelt zo de pijn niet meer. Jongetjes willen altijd indruk maken op hun vader en hun vader blijft hun held. Bram Vermeulen bezong het al in De Wedstrijd, en Stef Bos deed het later nog eens over.

Ik weet als weinig anderen hoe belangrijk een vader is en ben momenteel uit evenwicht. Geestelijk een beetje, maar vooral is de balans weg tussen werk en leven. Leven is mijn gezin, familie en iedereen die ik mag, werk is uiteindelijk onbelangrijk. Ik heb vorige week in de film Hachiko gezien hoe mooi en belangrijk regelmaat kan zijn. De professor die elke morgen dezelfde route naar zijn werk aflegde en daarbij dezelfde mensen tegenkwam die hij gedag zegde. Bij mij zou dat ook zo moeten zijn. Ik wil elke dag mijn kinderen welterusten kunnen zeggen en als ik ’s ochtends wegga wil ik “tot vanavond” kunnen zeggen. Maar soms duurt het een paar dagen eer ik ze weer zie en kennelijk heb ik heimwee. Of ik heb autistische trekken of ik acteer dat ik niet angstig ben. Maar ik wil regelmaat, want regelmaat is de enige weg naar gezond oud worden. Bovendien, mijn kinderen willen mij en ik wil hen. Het liefst dagelijks, want ik heb ze niet voor niets.

Het houdt me momenteel bezig. Ik ben te gestrest om aardig te zijn, en dat kan niet de bedoeling zijn. Het leven moet meer te bieden hebben dan werk alleen. Gisterenavond een uur of 11, ik reed terug na een event op mijn werk en kwam door Utrecht. Het was Overvecht, waar mijn opa en oma van mijn moeders kant hun laatste jaren gewoond hebben. In plaats van de kortste weg naar huis reed ik de straat in waar ze woonden en keek omhoog, naar het balkon. Daar stond mijn eenzame oma vaak als wij weer naar huis reden. Mijn vader en haar man overleden een maand na elkaar. Het was vreemd. Op de heenweg had ik al gekeken naar dingen die er al waren toen mijn vader nog leefde maar ik kwam tot weinig. Het verleden kun je eenmaal niet vasthouden. Maar deze flat stond er al, dat is zeker. Er hebben zich gewone dingen afgespeeld, zoals wij die daar op bezoek kwamen, maar ook ongewone dingen, zoals de rouwauto die ons van daar naar het crematorium bracht. Er heeft zich zoveel afgespeeld dat het niet te bevatten is. Waarom worden er alleen maar nutteloze gadgets uitgevonden? Ik wil een fatsoenlijke tijdmachine!

Ochtend

Wat ik vroeger prachtig vond was het geluid van de eerste bus van de dag als ik logeerde bij mijn opa en oma. De bus stopte praktisch voor hun huis, en omdat de IJsselsteinlaan een eindpunt was, stonden er daar soms drie bussen achter elkaar te ronken. Vanaf dat punt reden ze weer terug naar Hoog Catherijne. Het geluid van een dieselende bus in de ochtend typeerde de grote stad. Ik lag ’s ochtends vroeg op het kamertje aan de straatkant te luisteren naar het geluid dat mensen naar hun werk en kinderen naar school bracht. Misschien ging ik die dag nog wel met opa en oma mee naar de stad.

Tegenwoordig loop ik ’s ochtends een grote ronde met de hond als voor dag en dauw de eerste werkmensen naar hun werk gaan. Op het zandpad waar ik loop kom ik altijd van de ene kant een fietsende mevrouw tegen, en als zij voorbij is volgt even later van de andere kant een meneer. “Mogguh, mogguh,” zo gaat het dan meestal en verdwijnen ze snel uit beeld. Als ik de wijk weer inloop komen de eerste bestelauto’s op gang. Schildersbedrijven, klusbedrijven, loodgietersbedrijven, op alle bestelauto’s staan de letters: “Voor al uw…” Schildersbedrijf Klein Bussink voor al uw schilderswerk. Zoiets. De nagelende dieselmotoren in de ochtend doen mij zelfs in dit kleine dorp aan de bedrijvigheid van de grote stad denken. En aan zomaar een tekenfilm. Het kan Barbapapa zijn geweest of iets onbeduidends, maar in een tekenfilm wordt de ochtend in een stad aangeduid met bussen en bestelwagens. Net niet te veel, maar precies genoeg. Een enkele claxon klinkt in de verte. Als de bestelwagens en de bussen op gang zijn gekomen gaat de dag beginnen.

Een goede ochtend moet je waarnemen om hem op waarde te kunnen schatten. Je moet je als het ware uit de ochtend onttrekken om hem goed te kunnen aanschouwen. Je mag er zelf geen deel meer van uitmaken, je bent er wel maar je hoort er eigenlijk niet bij. Dan beleef je de ochtend anders dan als een figurant die de ochtend niet gewaar wordt. Dan is het ineens al dag zonder dat je het gezien had.

Trechter

Het WK, dat hakt erin. Het is ééns in de vier jaar dus dan moet je het ook volgen, althans dat vind ik. EK vind ik niet erg interessant, het is het WK wat telt. De wedstrijden lopen veelal uit tot half één ’s nachts, en als het mij al gelukt is om wakker te blijven komt er daarna geen logje meer uit mijn hersenen. Want daar komen ze vandaan, uit de hersenen. Tien jaar geleden zat ik nog vol verhalen, ik was zelfs wel creatief te noemen. En nu lukt het niet erg. Ze zitten er nog hoor, die verhalen, maar ze komen er niet uit. Tenminste niet makkelijk. Het is een teken dat het goed gaat met me, of niet, dat is maar net van welke kant je het bekijkt.

In tien jaar is er veel veranderd. Maar voornamelijk ben ik van 34 naar 44 gegaan. Dat is mooi natuurlijk, maar ik word er niet knapper op. Zat ik op mijn 34e nog vol met hormonen, die lijken nu een stille dood gestorven. En toch voel ik mij nog precies dezelfde als tien jaar terug, alleen geestelijk verder. Maar als ik foto’s zie dan valt mij toch voornamelijk op dat ik grijs aan het worden ben. Ik, grijs. Een paar jaar geleden zat ik nog op de kleuterschool. Ik kreeg via Facebook een foto te zien van mijn kleuterklas, 1973 schat ik. Ik sta erop en ik ben jonger dan mijn dochter nu is. Ik heb wel een aangeboren hang naar het verleden. Zo’n foto roept niet alleen herinneringen op, ik word meegevoerd naar die tijd en ik ben een poosje weg. Gevoelens van toen komen terug, gevoelens van een onbezorgde tijd toen alles nog klopte en de wereld overzichtelijk was. Je herkent klasgenootjes en je herinnert je de dingen waardoor je ze herinnert.
kleuterschool Ik sta erop, precies boven de juffrouw, ik was wit van haar, en ik kijk zoals de meeste kinderen blij. Zelfs ik met mijn ijzersterke geheugen voor mijn eigen jeugd kan niet alle namen meer noemen. Maar naast mij staat Hans, en daarnaast Karin, op wie ik nog tien jaar lang verliefd zou blijven. Ik zie Lucien die een vingerkootje verloor, ik zie Tilly, die wel eens flauwviel, Lex die voor een kleuter belachelijk goed kon tekenen, Bianca, wiens moeder mij wel een leuk jochie vond, Petra die altijd stil was, Eric, Marlies en Roel. Het lukt mij daadwerkelijk terug te keren in dat klasgebouw rechts op de foto waar juffrouw Trees ons liet tekenen of met kralen spelen.

Het gaat goed met me maar ik vind wel dat de tijd misdadig hard voorbij vliegt, zeker als ik met jeugdfoto’s wordt geconfronteerd. En ik lachte altijd op foto’s, nu sta ik vooral voor lul op foto’s. Maar goed, het is niet anders. Als je oud bent doe je ook iets goed, anders was je niet zo oud geworden. En natuurlijk, ik ben niet echt oud, maar ik hoor wel bij de ouderen op mijn werk. Ik ben wel blij dat u gewoon met mij mee veroudert, en dat ik niet de enige ben, dat maakt het dragelijk. En eens komt het einde, daar is niets dramatisch aan, zei Seth Gaaikema onlangs. Hij zal het wel weten, maar als ik kon keerde ik terug naar 1973, naar Drunen in de zomer, waar ik het geluk had te wonen en een fijne jeugd te hebben. Dat is het ellendige van een fijne jeugd, dat het nog heel lang later is en dat je maar wat aanmoddert. Ik moet er echt weer even uitgetrokken worden uit die klas, terug naar 2014, waar het ook best oké is. Maar in 1973 zat je boven in de trechter en had je nog geen idee waar het heen ging, terwijl ik al heel dicht bij het tuitje lijk te zitten en je eigenlijk geen kant meer op kan behalve de ingeslagen weg.
trechter