Ik moest in Nijmegen zijn voor een kerstdiner. Ik ging onvoorbereid, gaf op de navigatie het adres in, maar de Navi kon het niet vinden. Ik riep Google maps te hulp, en het werd me duidelijk dat het midden in de stad was en ik mijn auto niet kon parkeren. Een kwartier te laat kwam ik binnen nadat ik mijn auto in een achterafstraatje had geparkeerd waarvan ik vreesde dat ik het nooit meer terug zou vinden.
Men was inmiddels begonnen en ik kon nog net een gedroogde paprika proeven. Het was mij niet duidelijk wat de paprika was want er stak een stukje papier uit allemaal zwarte kiezelstenen waarvan ik bijna dacht dat dat de gedroogde paprika was, maar die eer was voorbehouden aan het stukje papier. Toen wist ik, oh God, ik zit weer in zo’n restaurant.
De volgende gangen waren allemaal net zulke onzin, en elke keer kwamen de bedienden vertellen wat er op ons bord lag. Ik haat dat. Altijd iets met een bedje, gerijpt op eikenhout, met tonen van munt, kervel en weet ik wat voor flauwekul. Ik wil niet ondankbaar lijken, maar rot toch op met je minuscule opsmuk. Ik ben er intussen wel klaar mee, iedereen weet dat je hier dingen te vreten krijgt die je vroeger uit armoede moest eten maar hier doen ze er duur over. Het hoofdgerecht bestond uit twee hele kleine stukjes vlees, het was eigenlijk zonde om de olifant daar voor aan te snijden.
Dan komt er nog een ijsje dat één derde is van een bolletje bij de ijscoman, er zit een dusdanig ondefinieerbare smaak aan dat je blij bent dat het zo klein is, en aan het eind krijg je nog een truffel. Niet van chocola hoor, welnee, dat zou te makkelijk zijn, maar van een vulling waarvan je zeker weet dat het ademanalyseapparaat van de politie groot alarm slaat, mocht je gepakt worden.
Nee, ik heb nog nooit lekker gegeten in een dergelijke tent, en met collega’s die wel aan iedereen moeten laten blijken hoe lekker het is, heb ik het gelijk gehad. Het moet ook ruime marges geven, de helft van de ingrediënten tegen dubbele prijzen. Eigenlijk zou er een waarschuwing van de overheid op de deur moeten hangen.
Gelukkig voor mij zat de vrouw van een collega naast mij die mijn grapjes uiterst vermakelijk vond en elke keer mijn arm vastpakte als ze moest lachen want van de humor van de ober moesten we het niet hebben. Geniet ervan zei hij steeds, als hij weer iets had uitgelegd over het eten. Doen we! Als mijn smaakpapillen tenminste in de gaten hebben dat er iets voorbij kwam.