Het voormalig paradijs.

Veertig jaar geleden had ik nog nooit een wild zwijn gezien. Dat was ook niet eenvoudig want destijds mocht je niet zomaar de bossen in, je had er een wandelkaart voor nodig. Wij, nieuwelingen kochten natuurlijk wel zo’n kaart, alleen had mijn vader die onder zijn hoede. Er waren ook opengestelde bossen waar je geen wandelkaart voor nodig had, maar daar zaten geen wilde zwijnen.

Wat ik toen vaak deed was na school naar de bossen fietsen om toch te proberen een glimp van een zwijn op te vangen. Er was een opengesteld pad dat langs de hekken liep, waar je zicht had op het paradijs achter de hekken, en waar roedels herten en rotten zwijnen huisden. Het was destijds nog niet druk in het bos – mountainbikes bestonden nog niet- en licht gespannen fietste ik het pad in dat na een kilometer tegen een hek dood liep, net over een heuvel. Na een tijdje te hebben gewacht bij het hek, stak daar ineens een groot zwijn een pad over zonder aandacht aan mij te besteden. Ik hield mijn adem in. Het was het tweede zwijn dat ik zag, en het eerste dat ik in mijn eentje zag.

Afgelopen zaterdag ging ik het pad weer in. Het hek langs het pad is nu lager en vijftig meter bosinwaarts geplaatst, en je kunt er nu via een poortje door, het voormalige paradijs in. Veel eerder dan waar ik vroeger tegen het hoge hek aan liep, liep ik nu tegen een laag hek aan, en maakte het pad een bocht naar links. Op de plek waar ik vroeger stond kon ik niet meer komen, ik kon de heuvel niet eens meer zien.

De nieuwe loop van het pad volgend, ging ik door een poortje het voormalige paradijs binnen waar je tegenwoordig zonder wandelkaart in mag. Ik liep met een wijde boog om de plek waar ik veertig jaar terug de ontmoeting met het zwijn had, maar de magie van het paradijs was er niet meer, omdat ik hier zo vaak loop. Ik dacht ongeveer te weten waar het heuveltje was, en dacht dat ik me misschien gewoon eens niet aan de regels moest houden en over het lage hek moest klimmen om zo het oude pad verder te kunnen volgen naar de plek waar het vroeger dood liep.

Het paradijs was zoveel mooier vroeger, toen ik er nog niet in was geweest en alleen van buiten naar binnen kon kijken. Uiteindelijk bleek het van binnen niet veel anders dan van buiten. Maar nu zijn er binnen het paradijs weer plekken waar je niet mag komen en die nu op hun beurt een nieuw paradijs vormen. Zoals de plek waar ik vroeger stond, die er destijds net buiten viel maar er nu weer binnen ligt. Zo blijft het paradijs praktisch onbereikbaar, je kunt er kortstondig vertoeven om de magie te voelen, daarna moet je op zoek naar een nieuw.

Teringzooi

Een van mijn grootste ergernissen, afgezien van de mensheid in het algemeen, zijn mensen die hun zooi in de natuur flikkeren. Ik zag een keer tot twee keer toe hetzelfde tuig hun McDonald’s troep uit de auto gooien, een keer naast mij bij het stoplicht, dan ben je al verbouwereerd, en even daarna op de snelweg toen ik achter ze reed. In plaats van dat ik mijn auto in hun achterkant boorde, want zo witheet was ik wel, belde ik de politie. Dat is een zodanig lang proces (met de politie van welke plaats wilt u doorverbonden worden? Ik heb u niet goed verstaan. Spreek de naam van de plaats in waarvan u met de politie wilt spreken) dat het al kansloos wordt. Je probeert het nummerbord te onthouden en tegen de tijd dat je ze spreekt krijg je al door dat het weinig prioriteit heeft en dat ze je melding eigenlijk belachelijk vinden.

Op de parkeerplaats in het bos waar ik de hond uitlaat, hebben ze ook schijt aan de natuur. Letterlijk volgens mij want er liggen papieren zakdoekjes. Van de week stond er een leeggezopen fles sterke drank, en een paar dagen later vier lege bierblikjes. Lekker in het donker op de parkeerplaats zuipen en je zooi onbekommerd achterlaten, want niemand ziet je.

Vandaag dacht ik eraan om een vuilniszak mee te nemen en even wat zooi op te ruimen. Zoals gezegd, een fles, vier blikjes, papier dat ik al weken zag liggen bleek een luier te zijn en een mondkapje wat ik al dagen zag liggen bleek een inlegkruisje. Omdat ik alleen die fles en die blikjes in mijn hoofd had, had ik er niet aan gedacht om handschoenen mee te nemen, en een mondkapje gaat nog wel, maar een inlegkruisje tussen je vingertoppen is toch smerig. Een luier is ook geen pretje.

Uiteindelijk belandt die zooi in mijn container, die naar ik heb begrepen per lediging aan mij in rekening wordt gebracht, dus die aso’s met hun teringzooi kosten mij nog geld ook. Geen wonder dat niemand anders het opruimt. Eigenlijk zou je geld toe moeten krijgen als je afval uit het bos opruimt, maar op z’n minst zou het storten van afval gratis moeten zijn. Of zet even een afvalbak op die parkeerplaats zodat we de troep van dat onverbeterlijke tuig sneller kunnen opruimen.

Ontdekkingsreiziger

Er is een weg, een gehucht verder, die heet de Valkeniersweg. Een prachtige naam voor een weg, maar deze weg is doodlopend volgens het bord. Ik was er in de veertig jaar die ik hier woon nog nooit in geweest en vandaag moest daar maar eens verandering in komen.

Ik wist dat de weg dood moest lopen tegen de hekken van de kroondomeinen, want in het kroondomein zelf loop ik wel geregeld op de Valkeniersweg. Niet dat dat aangegeven staat, want het is een bospad, maar op de kaart had ik gezien dat dat de Valkeniersweg heette. Vanuit de kroondomeinen kun je niet tot aan dat hek komen omdat zeker een kilometer bos niet toegankelijk is voor mensen.

Steeds als ik met de auto die Valkeniersweg passeerde vroeg ik mij af waar die precies dood zou lopen en vandaag besloot ik dat er maar eens een einde moest komen aan veertig jaar onzekerheid. Ik had net de hond uitgelaten en reed rechtsaf, de doodlopende weg in, een lichte opwinding voelend omdat ik, ontdekkingsreiziger, weer op het punt stond iets nieuws te ontdekken.

De eerste driehonderd meter over de zandweg waren prachtig, totaal onbekend gebied voor mij. Na driehonderdenéén meter kwam mij deze weg ineens erg bekend voor. Hier loop ik bijna dagelijks met de hond. Op de Valkeniersweg, zonder dat ik dat wist. Ik draaide de auto om op de oprit van een van de huizen die ik hier kende en reed terug naar huis, een ervaring rijker, een illusie armer.

Hollandse herder

Als ik in het bos loop, hoop ik onwillekeurig op een ontmoeting met een wolf. Maar het was drie jaar geleden voor mij, en afgelopen dinsdag had Linda hem gevangen op de camera. Dus dan is het wel even voorbij.

Tussen de middag liep ik met de hond in het bos. Een stille plek waar je zelden mensen ziet. Ik had haar los omdat dat daar hoogstwaarschijnlijk mag, er staat in elk geval geen bord. Ineens hoor ik geritsel uit de bossen. Ik kijk en zie een….ree. Het beest stopte toen het mij zag en vluchtte toen de andere kant op. Ik keek snel naar Randi of ze het beestje niet gezien had, maar ze had niks door. Het was maar een meter of twintig. Tien tellen later zie ik een loslopende herder aan komen snellen vanuit het bos, precies op de plek waar het reetje net stond. Nu draaide ik me snel om, en lijnde mijn hond aan, want ik heb geen zin in een verbond met een andere hond en dat ze dan samen de achtervolging inzetten.

Toen ik me weer omdraaide zag ik niks meer. En ik dacht “waar is hij, waar is z’n baas? Waarom loopt hij los buiten het pad? En toen realiseerde ik me wat ik waarschijnlijk gezien had. En ik voelde me stom.

Los

Mevrouw Mack heeft een nieuwe hobby. Om half zes opstaan en naar het bos gaan met de hond. Ze komt terug met de mooiste foto’s, al dan niet met wild erop. Die foto’s plaatst ze dan op Facebookgroepen als “Natuur in Gelderland” of “De Veluwe.”

Ik zat ook op een van die groepen vroeger, maar ik ben er door de beheerder afgedonderd. Laten we dat maar op een mismatch houden. Linda had foto’s geplaatst waarop te zien was dat de hond losliep. Dat komt je dan te staan op allerlei mensen die daar iets van vinden.

En dan denk ik, dit land zit te vol. Zeker met toetsenbordridders. Apathisch zitten ze te wachten tot ze ergens hun belerende commentaar kunnen leveren. Ze zullen de anderen wel even laten zien hoe een voorbeeldige burger zich dient te gedragen. Vaak zijn het al bekende namen, personen die zich graag profileren in zo’n groep.

Even ongeacht of de hond hier los mag of niet, waar bemoeien dergelijke vreemdelingen zich mee? Wat bezielt die mensen om te denken dat ze volstrekt onbekenden moeten aanspreken op internet? Doe dat maar in het echt als er een groep opgeschoten jongens de boel staat te vernielen, dan hebben we er iets aan. Of als hun buurman aan het zwartwerken is. Nee, dan loopt het wel los.

Een waargebeurd verhaal

Er was sinds maandag een vrouw vermist in de bossen. Ze was gaan wandelen, in haar eentje. Ze kwam hier niet vandaan. Donderdag hoorde ik het pas, en gisteren zag ik de sporen van de zoekacties. Werkelijk overal hingen strikken van toiletpapier ten teken dat daar gezocht was. Tenminste, dat neem ik aan. Ik zag de aanplakbiljetten met haar beeltenis erop.

De Veluwe is groot, maar niet zo groot dat je kilometers lang niet op een weg komt. Je kunt er niet zomaar dagen verdwalen. Vandaag liep ik er met Linda. Zij had hier woensdag al gelopen en de zoekacties van de politie, leger en vrijwilligers gezien. We vroegen ons af wat er gebeurd kon zijn. Ze moest haast ergens dood liggen, maar dan word je gevonden door de beesten, dat moet ook opvallen. Raadselachtig.

Toen we bijna terug waren kwam er een ambulance met sirene en zwaailicht uit het bos. Het eerste wat we dachten was dat de vrouw was gevonden, maar waarom dan die sirenes? Thuis hoorden we dat ze levend is aangetroffen. De zoekacties waren vandaag gestaakt, maar haar familie had besloten om verder te zoeken, daar waar nog niet gezocht was. En kennelijk met succes.

De feiten zullen achteraf wel ietsje anders zijn dan hierboven beschreven, maar dit is wat ik heb gehoord. Zeven dagen en zes nachten in het bos doorbrengen, en dan nog levend, verzwakt en niet goed aanspreekbaar, worden aangetroffen. Een onwaarschijnlijk avontuur, maar vandaag gebeurd.

Gedesoriënteerd

Omdat ik de Noord-Veluwe inmiddels uit mijn hoofd ken, ben ik altijd op zoek naar nieuwe wandelroutes. Nog niet eenvoudig, want voor de hond moet het ook leuk zijn, dus ze moet wel op sommige stukken los kunnen lopen. Meestal begin ik op het zelfde stuk en ga na twee kilometer het bos in. Vaak kom ik dan langs een huis, midden in het bos, waar ik best jaloers op ben. Op de bewoners dan, want ik weet niet of je jaloers op een huis kunt zijn.

Ditmaal liep ik verder en nam een pad dat ik nog niet eerder genomen had. Althans, dat dacht ik want na een klein stukje zag ik toch weer iets bekends. Ik was nu zeker een of twee kilometer oostelijker dan waar ik normaal loop. Ik ging rechts omdat ik links al eens geweest was, en rechts was een uitdagender paadje. De normale route die ik vaak loop is een kilometer of zes, nu was ik zeker nog vijf kilometer van de auto verwijderd en had er al vier opzitten. Ik kwam op de driesprong en zag dat waar ik in wilde, een bordje stond met “niet betreden”. Ik sloeg een ander pad in en zag waarom ik dat andere pad niet in mocht. Hier stond ook een huis midden in het bos. Het perceel was omheind met stapels dennentakken, en op een plekje waar ik er doorheen kon kijken stond weer een bordje met “niet betreden”. “Zouden deze mensen weten dat er twee kilometer verderop ook een huis in het bos stond, “dacht ik. Ach ja, natuurlijk weten ze dat en ik liep verder. Dit huis had wel iets weg van het andere huis vond ik, maar het was toch anders. Het had een soortgelijk pad erlangs lopen, met zo’n bocht erin. Alleen dit huis stond anders ten opzichte van de bijgebouwen en dit had een groen grasveld. Toen ik er voorbij was zag ik dat het bos ernaast ook hetzelfde leek, en ik begon me af te vragen of het niet hetzelfde huis was, wat helemaal niet kon want daar was ik zeker een kilometer van verwijderd. Als er daar nu straks ook een stoel staat, dan….

De stoel stond er, en nog was ik niet overtuigd. Pas toen ik een jong dennenbos zag, snapte ik dat dit hetzelfde huis was, ik liep er alleen in tegenovergestelde richting langs, daarom kwam het me allemaal vaag bekend voor. Hoe het kon dat heel ergens anders was dan waar ik dacht, daar snapte ik niks van. Ik had gedacht nog zeker vijf kilometer terug te moeten, maar nu hoefde ik nog maar de helft. Ik bleef me er over verbazen. Was ik door een wormgat gelopen, liep ik in een parallel universum nu, of zoals ik ook vaak redeneer: something wrong with the Matrix?

Boswachter

Als je in quarantaine zit moet je goed nadenken over waar je de hond gaat uitlaten. Dat deed ik dus niet in het losloopgebied maar daar waar ik in het weekend vaak loop, omdat het daar rustiger is en de hond er even lekker kan rennen. Ik zou niet het bos ingaan, maar op de zandweg over de heide blijven.

Er kwam een groen autootje aan. Staatsbosbeheer. De boswachter draaide zijn raampje open (Duitse auto, dus handslinger) en zei tegen mij dat het niet de bedoeling was dat ik de hond hier liet loslopen. Ik heb de man uitgelegd hoe het hier werkt. Dat ik de baas van het bos ben en dat ik hier elk weekend met de hond loop. Dat er nergens een bord staat dat dat niet mag. De hond sprong enthousiast tegen de autodeur op en probeerde de boswachter te begroeten. Kras op zijn wagen en geen anderhalve meter afstand gehouden. Hij probeerde nog dat mensen wel eens een bord weghalen, maar ik wees hem erop dat dit een doorgaande weg was, en dat op de zijpaden de honden aangelijnd moeten zijn. Omgekeerde wereld dat ik hem moet uitleggen hoe het werkt.

Toen waarschuwde hij me dat ik goed in de gaten moest houden dat er geen zwijnen liepen, want die zijn momenteel heel kribbig en hongerig. “Ik heb honden gezien met flinke verwondingen door de slagtanden,” zei hij. Ik zei dat de vlakte hier open was en dat ik het goed in de gaten zou houden. Dat de hond twee weken geleden nog oog in oog stond met een kribbige beer, vertelde ik maar niet.

Het begint spannend

Gisteren nam ik een wat ongebruikelijk pad, een weg eigenlijk, waar je met de auto niet in mag. Ik deed het omdat ik een andere hond, Milo, bij me me had, en ik dacht dat je daar rustig zou kunnen lopen. De andere hond dacht daar anders over. Één streep terug naar de auto vanwege het geknal met vuurwerk op kilometers afstand. Onze hond wordt er niet warm of koud van. Vandaag deed ik er een nieuwe poging met alleen Randi. Ze mag hier los, omdat het een doorgaande weg is, maar het loopt dwars door het bos, en moest ik dus goed in de gaten houden of ik geen wild zag, want daar wil ze achteraan. Ze sprintte over de zandweg dat het een lieve lust was, en ze heeft mij aangeleerd om haar een koekje te geven op het moment dat ze naar me toe komt en mij verwachtingsvol aankijkt, zonder dat ik haar riep.

Opeens zag ik haar met haar kop in de lucht de geuren opsnuiven. Ik keek strak om me heen, maar zag niks. Ik zag zelfs het enorme zwijn niet dat op tien meter afstand stond. Randi zette de aanval in. Het is niet echt een aanval, het is wat honden doen. Ik schrok en riep haar terug. Het zwijn vluchtte op een drafje. Geen paniekerige sprint. Toen Randi op twee meter achter het beest zat, draaide het enorme beest zich om alsof het zeggen wilde: wat moet je nou? Ik schreeuwde tegen Randi dat ze terug moest komen, en na vijf seconden aarzelen deed ze dat. Verstandige hond. Het zwijn liet het er ook bij zitten. Genoeg losgelopen voor vandaag.

Bang

Ik liep tegen zonsondergang in het bos, en wachtte tot het donker werd. Na zonsondergang mag je er niet meer zijn, maar dat geldt niet voor de zandweg die dwars door het bos loopt. Met de weg aan mijn linkerhand liep ik over de vlakten. Twee reeën kwamen uit het bos, maar toen ze mij en de hond zagen zetten ze een sprint over de vlakte naar het verderop gelegen bos in. Ik keek ze na en was onder de indruk van hun snelheid. Dat zou mijn hond nooit bij kunnen houden. Wolven schijnen het wel te kunnen. Op een open vlakte tenminste, tussen de bomen schijnen herten weer behendiger te zijn. Wat dat betreft moet de wolf hier z’n tactiek aanpassen want ten eerste jagen ze hier niet in troepen, en ten tweede kunnen ze een hert niet uitputten omdat de vlaktes niet zo groot zijn. Een hert steekt in een minuut een veld van een kilometer over. Ik geloof dat de eenzame wolf op de Veluwe meer als een katachtige jaagt. Besluipen en een korte sprint.

Zo liep ik wat te dagdromen totdat het donker helemaal inviel en ik naar de weg moest. Het was nog zeker drie kilometer over de heide. Overal om me heen zag ik schimmen die me aan zwijnen deden denken. En wat ze ook zeggen, in het donker in je eentje in het bos word je bang. Was er laatst niet een man door een zwijn aangevallen omdat hij iets van het pad af was? Het zwijn duldde dat niet en bezorgde de man een gapende wond. Wat als het zwijn mij in het donker niet duldt? Of een of twee wolven? Hoe kan ik er eigenlijk zeker van zijn dat ze een mens niks doen? Het was nog zeker twee kilometer naar de auto, en om mij heen hoorde ik geluiden. Maar ik zag niks. Ik was niet echt bang natuurlijk. Hooguit een tikkeltje op mijn hoede. Als ik nu maar tegen de hond praatte, dan zou al dat gespuis toch wel eieren voor hun geld kiezen? Bang? Welnee! Nog maar een kilometer.