Het was een zware week. Mijn manager was op vakantie en ik nam haar taken waar. Vandaag hoorde daarbij het bijwonen van een teamscall met een ontevreden klant, hun legal counsel, die van ons, de vice president sales UK en ik. Daar maak ik me de hele week druk over en ik bereidde me goed voor. Ik kende de case ongeveer uit mijn hoofd en had een voorbespreking met de vp en de legal counsel.
Die vp sales had ik nog nooit gezien of gehoord, ik kende hem alleen via de mail. Ik had geen goede indruk van hem. Een volbloedkapitalist pur sang, om maar eens even een stijlfout te gebruiken. Met mijn Engelse collega maak ik wel eens grappen over zijn slechtheid.
De legal counsel, een man waar ik tot voor een jaar geleden doodsbang voor was, hij is de Europese baas, had COVID en zegde af. De VP sales was uiterst relaxed en had duidelijk vaker met dit bijltje gehakt. Omdat we vorige week het meest urgente probleem van de klant hadden opgelost, was hun legal counsel er ook niet bij en deed onze vp voornamelijk het woord. Hij luisterde eerst naar de klant zonder die te onderbreken, plaatste af en toe een perfect getimede yes, ten teken dat hij het verhaal volgde, en deed vervolgens een jaloersmakend goed verhaal waarvan ik wilde dat ik het kon. Ik sprak alleen over enkele details, hij kende de hoofdlijnen van deze klant en van onze software. Ik was duidelijk onder de indruk van zijn vermogen om een klant gerust te stellen.
Na het gesprek belde hij me, bedankte hij me en zei dat het goed was gegaan. Je zou bijna van mening veranderen nu je een persoon “live” meemaakt in plaats van alleen via de e-mail. Ik zeg bijna, omdat ik natuurlijk ook niet gek ben. Deze man is gewoon erg goed in z’n werk en ik leverde een goede bijdrage. Daarom deed hij aardig. Zou ik in zijn vaarwater zitten, zou hij mij overvaren met zijn enorme jacht. Zonder achterom te kijken. Nou ja, misschien om te zien of z’n roer niet beschadigd raakte.
