Overpeinzingen op een maandagmiddag.

Terwijl ik met nog slechts een lichte pijn in mijn been over de parkeerplaats van het ziekenhuis liep, maar veel anderen zag strompelen, veelal ouden van dagen, dacht ik aan mijn vader. Eigenlijk communiceerde ik met hem. Je mag dan wel vroeg dood zijn gegaan, maar deze ellende is je in elk geval bespaard gebleven. Wekelijks heb ik gesprekken met mijn moeder, die vreest wat kan komen in plaats van de winter van haar leven nog te gebruiken om nog even schijt te hebben aan alles.

Zelf ben ik aangekomen in de vroege meteorologische herfst, de zomer was mooi en lang, maar nu, begin september, is het ook nog zomers. Ik maak me om veel dingen druk, maar om ziekte van mezelf wat minder. Begrijp me niet verkeerd, ik ben dankbaar dat ik nog behoorlijk fit ben, of nog wel eens een compliment krijg van een vrouw. Maar slechter worden zal mij niet goed afgaan, schat ik zo in.

Er waren tijden dat ik mijn sterfelijkheid begon te beseffen en inzag dat ook ik het niet zou ontlopen. Ik had er nooit aan gedacht en als kind vertrouwde ik erop dat God voor mij een uitzondering zou maken. Maar toen sloeg de angst en de paniek toe, en die heeft jaren geduurd. En nu weet ik het niet. Nu denk ik dat een lang leven overschat wordt. Dat je de dood moet aanvaarden, misschien wel in dankbaarheid, omdat je de eindstreep hebt gehaald. Het gaat wel eens door mijn hoofd dat als ik ongeneeslijk ziek zou worden, ik in elk geval ook de voordelen zou zien. Dat de druk van het moeten presteren verdwijnt en dat je geen zorgen meer hoeft te hebben over een kernoorlog of over een vernederend leven als oudere die behandeld gaat worden als een kind.

En toch rook ik niet en beweeg ik veel want kennelijk wil ik gezond blijven. Maar waarom, als je leven zich toch in de eerste vijftig jaar afspeelt? Hebben Herman Brood of André Hazes niet een beter leven gehad? Wat zou dat laatste deel nog hebben toegevoegd?

Ik keek het interview met Dries van Agt en hing aan diens lippen. Dat wilde ik ook, een dergelijk charisma en zo’n scherp verstand. Ik las overlijdensberichten van een meisje bij Tammar op school, vorige week doodgereden, en ik voelde me zo leeg. Ik leek even de pijn te voelen van haar nabestaanden die intens verdrietig moeten zijn, en zich haast moeten afvragen of hun eigen leven nog verder moet. Een kind verliezen moet het ergste zijn.

De uitslag van de echo is er nog niet, maar degene die het onderzoek uitvoerde zag niks bijzonders. Ik stop dus gelijk met de bloedverdunners en ik begin weer met de hond uitlaten. Ook wonderbaarlijk hoe snel een spierscheuring geneest. Ik zeg het niet hardop hier, want dan krijg ik ruzie, maar volgende week sport ik weer. Ik reed naar huis, en maakte een kleine omweg langs de Havo waar ik vroeger op zat. Er zaten een paar leerlingen buiten op een bankje, ik dacht aan Astrid die bij me in de klas zat, 38 jaar geleden.

Ik reed naar huis en zag drommen naar huis fietsende scholieren. Wat me opviel was dat ze werkelijk allemaal een accu onder hun bagagedrager hadden. Daar waar Astrid en ik spierkracht moesten leveren om thuis te komen. Het laatste stuk was het ergst. Koud, nat en uitgehongerd kwam ik dan thuis. Nu ben ik 54 en gesterkt door mijn snelle herstel, zie ik de herfst zonnig tegemoet. Zoals Dries van Agt opmerkte: in het ergste geval is er niets.

Onbekend's avatar

Auteur: Mack

Ik ben Mack, uit 1969, dat klinkt vertrouwder dan het noemen van mijn leeftijd. Begonnen in 2004 met web streepje log dat te succesvol werd en dus overgenomen door snelle jongens die alles kapot maakten. Ik heb in tegenstelling tot velen mijn archieven kunnen redden, maar bijbehorende foto's zijn veelal verdwenen in de diepste krochten van internet en dus weg. Ik woon in Vaassen, aan de oostelijke rand van de Veluwe en schrijf daarover alsof het onontdekte wildernis is. In werkelijkheid is het één grote ergernis van verbodentoegangbordjes en zwervende toeristen. Verder schrijf ik over alles, soms serieus maar meestal niet. Sorry.

3 gedachten over “Overpeinzingen op een maandagmiddag.”

  1. Van de zomer word ik tachtig. Aan de ene kant moet ik er niet aan denken om te moeten zeggen dat ik tachtig word. Aan de andere kant moet ik blij zijn dat ik nog tachtig word. Maar dat zijn altijd de jongeren die dat zeggen en je ziet ze denken, wat moeten we met al die oudjes.
    En het leven los laten? Ik moet er nog niet aan denken. En gebreken die kunnen komen? Dat zien we dan wel weer.

    Geliked door 1 persoon

Zegt u het maar

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *