Cryptogrammen in de vakantie.

6.8. De cryptogrammen van Sanders zijn waardeloos. Zo, dat is eruit. Ik had het liever niet gezegd want de uitgeverij zit hier 500 meter verderop. Nou ja, niet hier, want ik zit nu in Zuid-Frankrijk, maar hier als in Vaassen, mijn natuurlijke habitat.

Nee, die cryptogrammen slaan nergens op. Ik heb gewoon de drie puntencrypto's, dus daar kan het niet aan liggen, maar ze dagen niet uit. Zelfs als ik de oplossing achterin vind, gaat er geen licht branden. Voorbeeld: Zonder Ina heeft de Italiaan het vertaald. (5). Oplossing: itala. Ik haal mijn schouders op. Nog een voorbeeld: de lomperd staat erop, als hij tenminste uitkijkt! (4). Oplossing: loer. Schiet mij maar lek. Nee, een goede cryptogram moet, als men de oplossing vindt, de mondhoeken lichtjes doen krullen.

Eenmaal trek je de conclusie…

5.8. Hans, die snapt nog niks van vriendjes en de boze buitenwereld en fietst op zijn crossfietsje de camping over op zoek naar jongetjes die met hem willen spelen, al beseft hij dat zelf niet. Soms gaat hij naar de buren om te vertellen wat hij heeft meegemaakt en probeert hij aansluiting te krijgen met Jasper, het buurjongetje van 10, maar die ziet hem niet staan.

Linda zag een jongetje in zijn eentje met een voetbal spelen en moedigde Hans aan om met hem mee te doen. Hans pakte zijn fietsje, reed in de richting van het jongetje dat ondertussen alweer weg liep, bleef twee minuten weg, maar keerde toen terug en zei dat hij “hoi” had gezegd, maar dat het jongetje niks terug zei. Even later speelden twee buurkindjes, een broertje en een zusje, met een bal. “Ga maar vragen of je mee mag doen, Hans.”, zei ik. “Wil jij dan even mee, papa?”, vroeg Hans maar ik zei dat hij het zelf moest gaan vragen omdat je vriendschap nu eenmaal niet kunt dwingen. Hij liep er naar toe maar kwam alweer gelijk terug. “De kindjes willen zelf spelen.” zei hij. Hij is nog te klein om het trieste van zo’n afwijzing te begrijpen, maar bij Linda en mij deed het zeer.

Ik bood Hans toen aan om met hem naar het voetballen te gaan kijken. Er voetballen elke avond grotere jongens op het voetbalveldje. Hans, slechts gekleed in een korte broek liep met mij mee en we namen plaats op de van rotsen gemaakte tribune. Al spoedig zei hij dat hij zijn “Frankrijk-shirt” wel aan had kunnen trekken en vroeg of hij die mocht gaan halen. Ik vond het slim geredeneerd en stemde toe. Even later kwam hij terug in zijn blauwe voetbalshirt van Les Bleus met de naam van sterspeler “Henry” achterop. Hij nam naast mij plaats en vrijwel gelijk werd er door een stoer maar vriendelijk jongetje in een PSV-shirt gevraagd of hij mee wilde doen.

“Dat mag niet van mijn papa.”, antwoordde Hans. Ik had hem uitgelegd dat de jongens veel te hard schoten voor hem. Bovendien had hij zijn Crocks aan en daarop kan je niet voetballen. “Maar dan kan ik toch op blote voeten, papa?” ,vroeg hij. “Mag dat alsjeblieft?” Ik stemde toe en mijn kleine Henry stond op het grote voetbalveld. De jongen met het PSV-shirt liet hem vijf keer scoren, en gaf Hans een high-five. De ogen van Hans, onbetaalbaar. Bedankt, jongen met het PSV-shirt!

l’histoire se répète

3.8. Tammar vermaakt zich prima in het zwembad. Het liefst gaat ze met mij van de glijbaan. Ik op mijn rug, en zij op mijn schoot zittend storten we ons naar beneden. Tijdens de vlucht draait ze haar hoofdje even om, om te zien of ik echt wel meegekomen ben. Vlak voor we het water raken kraait ze van plezier en als ik weer boven kom- ik hou haar omhoog, zodat ze niet onder water schiet- roept ze "keer", ten teken dat ze nogmaals wil. Als ik niet meer wil en haar wegsleep bij de glijbaan protesteert ze luidkeels.

Even later wil ze in het diepe (1,20 m) en ik mag haar niet vasthouden. Ze wil zelf drijven met haar armbandjes. Het peuterbadje is ze allang voorbij. Vanmiddag gingen we even naar het riviertje dat langs de camping loopt, de Chassezac, dat op veel plekken ondiep is. De zwemvleugeltjes waren we vergeten, maar ach, het was er ondiep en we bleven maar even. De rivier was lastig begaanbaar door de vele keien op de bodem. In een onoplettende tel probeerde Tammar het drijven zonder zwemvleugeltjes uit. Ik hoorde haar paniek en zag haar pogingen om boven water te blijven. Ik overbrugde de vijf meter die ze bij me vandaan was in twee seconden, wat best een nette tijd is door 80 cm water en over een van keien vergeven bodem. Ze was niet echt in levensgevaar maar ik voelde me wel even stom.

Zelf heb ik ooit eens op de bodem van de Middellandse zee gelegen nadat een jongen de opblaasboot waarin mijn vader en ik zaten, omgooide. Voor mijn gevoel lag ik zeker op twee meter diepte, maar dat kan niet, want dan zou de jongen nooit de boot om hebben kunnen krijgen. Ik herinner me nog dat ik daar op de bodem lag en dat het boven licht was. Maar al snel brachten mijn vaders armen mij redding. Ik huilde nog het meest omdat ik water in mijn ogen had gekregen. Daar moest ik wel even aan denken. Nee, een vader daar kun je eigenlijk niet zonder. Al is het een onoplettende.

De heikneuter moderniseert.

3.8. Die kneuterige Hollander uit het verleden, die met zijn caravan, waarin een mud aardappelen in de voorbank zat verborgen, de tolweg onveilig maakte door zich als een slak op de linkerrijbaan te begeven, en die tenminste nog poogde zich in angstig Frans verstaanbaar te maken, deuks baget, die echte jaren zeventig Frankrijk-ganger, die bestaat denk ik niet meer.

Die kneuterige Hollander is meegegaan met zijn tijd en spreekt de Franse bakker nu gewoon in het Nederlands aan. Of in het Engels. Two bagets. 's Avonds staan ze met z'n allen in de rij bij een Franse McDonald's. Wij zijn er zelfs twee keer geweest.

Onverschillig

2.8. De jeugd maakt de dienst uit op een camping en als 40-jarige doe je niet terzake. Het enige dat je kunt doen is observeren en glimlachen van herkenning.

Een Franse jongen van een jaar of 20, lid van het animatieteam, verzorgt een dansje om de aanwezige campinggasten van hun stramme spieren af te helpen. Tenminste, de spieren van hen die meedoen. Hij draagt een rood hemd zonder mouwen met daarop het woord Animation en hij heeft een donkere zonnebril uit de collectie 2010 op zijn neus. Ik heb er zelf een uit de collectie 2008, hopeloos achterhaald. Maar goed.

De jongen heeft een gebruind lichaam en kort donker haar. Hij is een vlotte verschijning en zijn dansje gaat goed. Tot zover. Een jongere en donkerdere Afro-Fransman met rastahaar heeft naast hem plaats genomen. Ik schat de jongen 17 jaar oud en hij draagt een slungelige lange, korte broek, in een kleur die eigenlijk alleen negers met rastahaar staat. Hij danst het dansje mee, maar hij is steeds een fractie te laat. Hij moet het voorbeeld immers afkijken. Maar zijn talent voor onverschilligheid is groter dan dat van de grote animator. Zijn lenige lichaam gaat scheef en hij draait rondjes met zijn handen. Zijn ritmegevoel is ontwikkeld, zoals bij de meeste negers.

Toen ik die leeftijd had zou ik jaloers geweest zijn op de beide dansers. Zij trokken immers de aandacht van de meisjes, met hun bruine lijven en hun onverschillige danspasjes. Waarschijnlijk zou ik de pasjes op een stille en verlaten plek hebben geoefend om ze vervolgens nooit in het openbaar in de praktijk te brengen. Wat mij een afgang bespaard heeft overigens. Ik was een meester in het tot ontplooiing proberen te brengen van talenten die ik niet bezat. En talenten die je niet bezit, laten zich lastig tot ontplooiing brengen. Nee, de mijne liggen op een ander vlak. Onverschilligheid is niet mijn beste. Verschilligheid, dat komt eerst.

Kamperen is vooruitzien.

1.8. Plotseling ging het regenen. Eerst nog druppel voor druppel, maar al spoedig werd het een flinke onweersbui. Hier zijn wij duidelijk niet op voorbereid. Regen, daar houden wij geen rekening mee tijdens vakanties in Zuid-Frankrijk. Anders zouden we wel naar Drenthe gaan, als wij regen wilden. We trekken de boel een beetje bij elkaar onder de luifel en ontvangen een telefoontje van mijn schoonzus dat het morgen pas echt noodweer wordt in de Ardèche.

Wij hebben nog niet eens een paraplu bij ons, in tegenstelling tot alle andere kampeerders die met paraplu naar het sanitair lopen. De kinderen liggen intussen op bed, tenminste, die van ons, en wij bespreken het naderend noodweer. We zullen tenslotte niet de eerste camping zijn die wegspoelt. "Wat kunnen we doen als de auto's en caravans langs komen drijven?", vraagt Linda. "Niet veel," antwoord ik. "We blijven in de tent en we hopen dat de auto's en caravans onze tent niet raken." Kijk, ik denk tenminste na. Onze tent staat met haringen verankerd in de grond, in tegenstelling tot caravans en auto's. Linda was gerustgesteld. Kamperen is vooruitzien. Noodweer, het mocht wat.

Ninja

1-8. Ik heb vandaag in de toekomst gekeken. Ik zag een gouden medaille op de Olympische spelen van 2028 op het onderdeel Freefight voor vrouwen. Tammar speelde met haar emmertje en gietertje in het pierenbadje toen een Frans leeftijdgenootje haar emmertje afpakte. In de internationale peutertaal vroeg Tammar het emmertje terug, maar dat tombait pas dans bonne terre. Het kind sloeg Tammar met het emmertje in haar gezicht. De moeder van het kindje kwam aangespoed en sprak haar nazaat bestraffend toe. Het kind droeg het emmertje over en de moeder liep weer weg. Tammar stond nog wat verongelijkt in haar oogjes te wrijven van de klap die ze zojuist gekregen had. En toen gebeurde het. Ze pakte het emmertje bij het handvat en zwiepte het in het gezicht van het kind, dat het meteen op een brullen zette. De Franse maman snelde toe en op mijn beurt moest ik Tammar nu bestraffend toespreken. Maar Tammar was niet onder de indruk. Ze gooide het emmertje en het gietertje in de richting van het kind en slaakte een kreet. Als een ninja met twee werpsterren. Ik zag het zich voor mijn ogen voltrekken. Alleen een zwart ninjapakje ontbrak.

Te mooi om waar te zijn.

31-7. Een zwembad op een warme dag geeft overal hetzelfde beeld. Het is de verscheidenheid aan mensen die ervoor zorgt dat het gemiddelde overal gelijk is. Net zoals gejuich in voetbalstadions altijd hetzelfde klinkt. Er zijn aantrekkelijke mensen, minder aantrekkelijke, nog minder aantrekkelijke, en er zijn ronduit afstotelijke. Hier loopt een gespierde Franse neger, een vadsige puber met lang haar, een mannetje met vreemde lichaamsverhoudingen een een jonge vrouw met grote borsten. Juist zij is de enige die topless zont, op een oudere Nederlandse vrouw met hangers na, maar die telt niet. Zij kijkt iets te blij in het rond alsof het een voorrecht is dat wij haar mogen aanschouwen. Bovendien, wie maalt om haar als even verderop de jonge Francaise ligt met de Supersize-me borsten? Wat later krijg ik argwaan als ze op haar rug ligt en de borsten niet aan de zwaartekracht onderhevig lijken. Hoe kan dit, vraag ik me af. Zouden ze nep zijn? Ik zoek naar littekens, al weet ik helemaal niet waar die zich dan bevinden. En het zoeken moet onopvallend gebeuren, want je kunt er moeilijk met een loep boven gaan staan. Maar laat dat maar aan mij over. Ik heb ze niet gevonden, want ik ben wat onervaren met plastic jetsers, maar ik denk wel dat ze er zaten. Dit was te mooi om waar te zijn.

Zorgelijk

31.7. Ik zit op deze zwarte zaterdag bij het zwembad een boekje te lezen van mijn favoriete schrijver, als de buurman met een ernstig gezicht naar me toe komt. “Heb je het al gezien, naast ons? Twee koepeltentjes en er staat al een fles drank op tafel!” Door zijn West-Friese accent lijkt de situatie bijzonder zorgelijk. Ton, zo heet de buurman, doelt op onze nieuwe buren. Vier Franse jongens komen hun vakantie naast ons doorbrengen. Tot vanochtend stond er een Frans stel naast ons dat ons voor de nodige raadsels stelde. Een dikke man met tatoeages en een slanke vrouw me -volgens ons- siliconen borsten. Wij dachten, allebei gescheiden en het geluk opnieuw gevonden. Dat leidden we dan weer af aan de eigenaarde samenstelling van hun kroost. Maar goed.


Ik antwoordde Ton met een “oh?” en zei dat we het maar even moesten afwachten. “Ja, en anders moeten we er morgen maar gelijk werk van maken,” sprak Ton. “Als ik niet kan slapen, word ik vanzelf chagrijnig,” grapte ik het gesprek naar het eind. Ik zelf hou wel van een beetje rebels bloed op de camping. Een camping met uitsluitend bejaarden daar is het mij nog te vroeg voor. En mocht het uit de klauwen lopen met die jongens, dan heb ik altijd Francine Oomen nog. Est-ce que je dois vous batser pour la becque?