Soms loop ik helemaal vast met mijn gedachten, dan kom ik er gewoon niet meer uit. Dat klinkt dramatisch, zeker met mijn achtergrond, maar dat is het denk ik niet. Normaal gesproken, als er niks aan de hand is zijn mijn gedachten op orde. In die zin, de één leidt niet per sé tot de ander. Ik accepteer dat het ergens stopt en in mijn achterhoofd weet ik dat als ik verder denk, ik tot een oplossing kom. Maar dat is dan niet nodig, waarom zou ik? Het gevoel dat de oplossing voor het probleem dat ik net bedacht vlak bij me is, is voldoende, ik hoef het alleen maar even te grijpen.
Maar nu bedenk ik een probleem en probeer de voorradige oplossing te grijpen, maar die oplossing maakt het probleem alleen maar erger. En dan schrik ik, want er is ineens geen oplossing meer. Kut, denk ik dan.
Dan moet ik dus weer even terug naar het land van de in de lucht hangende oplossingen en die lekker laten hangen. Loop er maar tussendoor, want er zijn er genoeg.
U denkt misschien, waar gaat dit over, of erger, maar dat weet ik zelf ook niet zo goed. Het komt er denk ik op neer dat je niet moet denken maar doen. Problemen zijn voor anderen, niet voor mij, ik kan ze toch niet oplossen, blijkt na diverse pogingen. Terwijl ik vroeger dacht van wel. Maar naarmate ik ouder word en hopelijk wijzer, denk ik toch van niet. Dus, hoe slimmer ik word, hoe minder ik kan oplossen. Dat is een tegenstrijdigheid die me in de war brengt.
Ik herken het. Ik heb tegenwoordig een nieuw zinnetje in mijn hoofd als ik weer eens in de oplos stand ga, meestal bij problemen van anderen: ‘ ik kan er toch niks aan doen?’ ( dat die of die, weer dat of dat doet )
En dat helpt mij. Iedereen van mijn schouders af. Heerlijk.
LikeGeliked door 1 persoon