Zondagavond zag ik een stukje van de tennisfinale op Wimbledon. Ik ben jaren geleden afgehaakt met tennis kijken, bij de opkomst van Pete Sampras. Niet dat ik iets tegen Pete had, integendeel, maar ik kon het niet meer bijhouden. Er stonden namen in de top vijf van de wereldranglijst waarvan ik nog nooit gehoord had dus ik besloot dat tennis niks voor mij was. Ik heb Roger Federer dan ook nog nooit aan het werk gezien. Tot zondag. Hij schijnt de beste tennisser aller tijden te zijn, maar hoe kan iemand met een babyface nu winnen van Ivan Lendl in zijn beste jaren? Of van Boris-boom-boom-Becker?
Ik vraag me zulke dingen vaker af. Zou het huidige Spanje een kans gehad hebben tegen het Nederlands Elftal uit 1974? Zou Dennis van der Geest overeind zijn gebleven tegen Anton Geesink? Zou Armstrong Eddie Merckx uit het geel hebben gereden? Was Schumacher sneller dan Gilles Villeneuve? Mike Tyson sterker dan Ali? Uiteraard denken we allemaal van wel, het niveau is met de jaren steeds hoger geworden.
Waarschijnlijk is het zo dat de moderne sporter het wel zou winnen van zijn vroegere tegenstander. Maar dat hij tegelijkertijd ook alles te danken heeft aan zijn tegenstander van vroeger die hij nooit ontmoet heeft. Want van hem heeft hij het geleerd. Alle worpen, slagen, hoeken, passes, manoevres en inzichten van de vroegere opponent moest hij zich eigen maken om de nummer 1 positie te bereiken. Misschien dat de eerste daarom wel de beste is.
De eerste heeft alles zelf uit moeten vinden, maar waarschijnlijk ook zelf de regels bepaald. Die dus waarschijnlijk hem/haar wel goed uitkwamen. Ik ben het in eerste aanleg met je eens, maar zie toch enkele punten waarop discussie mogelijk is.
LikeLike