31.7. Ik zit op deze zwarte zaterdag bij het zwembad een boekje te lezen van mijn favoriete schrijver, als de buurman met een ernstig gezicht naar me toe komt. “Heb je het al gezien, naast ons? Twee koepeltentjes en er staat al een fles drank op tafel!” Door zijn West-Friese accent lijkt de situatie bijzonder zorgelijk. Ton, zo heet de buurman, doelt op onze nieuwe buren. Vier Franse jongens komen hun vakantie naast ons doorbrengen. Tot vanochtend stond er een Frans stel naast ons dat ons voor de nodige raadsels stelde. Een dikke man met tatoeages en een slanke vrouw me -volgens ons- siliconen borsten. Wij dachten, allebei gescheiden en het geluk opnieuw gevonden. Dat leidden we dan weer af aan de eigenaarde samenstelling van hun kroost. Maar goed.
Ik antwoordde Ton met een “oh?” en zei dat we het maar even moesten afwachten. “Ja, en anders moeten we er morgen maar gelijk werk van maken,” sprak Ton. “Als ik niet kan slapen, word ik vanzelf chagrijnig,” grapte ik het gesprek naar het eind. Ik zelf hou wel van een beetje rebels bloed op de camping. Een camping met uitsluitend bejaarden daar is het mij nog te vroeg voor. En mocht het uit de klauwen lopen met die jongens, dan heb ik altijd Francine Oomen nog. Est-ce que je dois vous batser pour la becque?