Op deze koude zaterdag had ik een afspraak die al 35 jaar stond. Hij stond al twee keer eerder in oktober maar door Corona kon dat niet doorgaan. Het ging om mijn zogenaamde tweede nicht, die ik voor het laatst zag toen ik zeventien of achttien was. Haar vader en mijn vader waren neven van elkaar en vlak nadat mijn vader overleed hadden we een tijdje contact en schreven we elkaar brieven.
Anderhalf jaar geleden stuurde ik haar een berichtje, en vandaag heb ik haar en haar man opgezocht. Ze bleek gewoon aan dezelfde straat als ik te wonen, de A50, op slechts 55 minuten rijden.
Ze woont in Brabant, in het buitengebied, en heeft daar een kleine vrijstaande woning. Ik wilde naar de voordeur lopen, maar daar hing een bordje met in het Brabants: achterom komme. Wat ik dus braaf deed, en waar een waakzame Duitse herder achter een hek naar me stond te blaffen. Ik deed het hek open en begroette de hond, die zich nog steeds liet gelden maar wat in de war leek van mij, die gewoon door het hek naar binnen liep ondanks zijn geblaf.
Mijn nicht kwam eraan en verbaasde zich enigszins dat ik al door het hek was omdat niet veel mensen dat deden. Ik weet ook niet precies wat dat is, ik denk dat het simpelweg niet in me opkomt om angstig te worden van een hond omdat ik ze te leuk vind.
Het werd een dag zonder stiltes waar we herinneringen ophaalden, waar we over onze familie spraken en waar we elkaar vragen stelden, waar ik meeat en waar ik pas om elf uur ‘s avonds weer wegging. Ze gaf me nog een boek mee, en zei dat ze het over een poosje wel een keer bij ons kwamen ophalen. Voor mij betekent het veel, zo’n reünie van twee. Het zijn die dagen met een gouden randje.